Gevelsteen “Int zee peert”. Een karakteristiek weergegeven fantasiebeeld van een zeepaard,
zoals dat er volgens de steenhouwer uit moest zien: met een vissenachterlijf en tot zwemvliezen omgevormde
voorbenen. De betekenis en geschiedenis van de steen zijn tot nu toe onbekend. Wel bekend is dat een
dergelijk zeepaard als uithangteken of gevelsteen het meest voorkomt bij zeemanskroegen, zoals blijkt
uit een gevelsteen “Int verguld seepeerd” bij een kroeg te Dokkum. Zeemanskroegen en -knijpjes
waren vaak plaatsen waar men zich aanmeldde als zeeman. Meestal ging het hierbij om mensen die tot de
laagste bevolkingsgroepen behoorden, in financiële moeilijkheden verkeerden, ooit iets op hun
kerfstok hadden gehad of dakloos waren. Nadat de toekomstige schepeling een bindende overeenkomst met
de kroegbaas had ondertekend, trachtte deze die overeenkomst, destijds ceel genoemd, met winst door te
verkopen aan een reder, het zogenaamde monsteren. Uiteraard klopte zo’n kroegbaas ook bij de VOC
aan.
In afwachting van de verkoop en vervolgens de afvaart had de toekomstige zeeman de contractuele
zekerheid, dat de kroegbaas of herbergier hem kosteloos eten en onderdak verleende en dat was natuurlijk
ook zijn bedoeling. Omdat het voor de herbergier uiteindelijk om koud winstbejag ging, waren deze
voorzieningen minimaal. Zo gingen deze zeelieden slecht gevoed aan boord, ten koste van goede gezondheid
en weerstand, met alle gevolgen van dien tijdens de vaart. Bij het tekenen van het contract raakte de
aspirant-zeeman bovendien een stuk van zijn vrijheid kwijt. Buiten de kroeg mocht hij niet meer gaan
en staan waar hij wilde.
Hij behoorde nu immers tot het kapitaal van de herbergier en moest daarom in de gaten worden gehouden.
De reder betaalde pas gage aan de aangemonsterde als diens arbeid alle kosten had gedekt. Van deze
praktijken is het gezegde ‘Iemands ziel (=ceel) en zaligheid verkopen’ afkomstig.
Het is echter onbekend of er op deze plek aan het Grote Oost een zeemansherberg of -kroeg gevestigd was.
In dit pand woonde in de negentiende eeuw een loodgieter. Tijdens zijn werkzaamheden aan het dak van
de Grote Kerk in 1838 vloog de kerk in brand. In het Westfries Museum wordt nog een andere gevelsteen
met zeepaard bewaard. Zie voor de afbeelding daarvan
hoofdstuk 3 bladzijde 200.