Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

Grote Oost 49

Dit pand droeg de naam “In de kolfstok”. De naamsaanduiding zelf is verdwenen. Men zal direct geneigd zijn te veronderstellen dat zich achter dit pand een kolfbaan moet hebben bevonden, maar vroegere kaarten geven achter het huis slechts de bebouwing in de Schoolsteeg aan.
Hooguit zou hier een werkplaats of winkel geweest kunnen zijn die benodigdheden voor het kolfspel maakte of verkocht, of wellicht woonde hier gewoon een kolfliefhebber. Het is ook mogelijk dat de steen oorspronkelijk van elders afkomstig is. Het kolfbalspel werd voor het eerst vermeld in de veertiende eeuw. In de zeventiende en achttiende eeuw bereikte het zijn grootste vlucht. Aanvankelijk werd het spel op straat of elders in de open lucht gespeeld, later op daarvoor meer ingerichte banen, zowel in de openlucht als overdekt.
In de zestiende en zeventiende eeuw was het spel zo geliefd dat men bij bijna elke herberg of uitspanning met voldoende ruimte een overdekte kolfbaan kon aantreffen. De banen waren twintig, dertig of veertig meter lang. Volgens de huidige regels zijn ze slechts zeventien meter lang bij vijf meter breed. Schilderijen van Hendrick Avercamp en Aert van der Neer laten zien, dat dit spel ook bedreven werd op het ijs.
Zie verder Bijlage 11.

Bijlage 11

Volgens de spelregels staat op 2 meter van de uiteinden van de baan een paal van één meter hoog, die enigszins overhelt naar het andere eind. Doorgaans drie spelers trachten volgens bepaalde regels de bal te slaan met de klik (kolfstok), die aan de onderkant voorzien is van een koperen slof of kolf. De uiteindelijke positie van de bal is bepalend voor het aantal punten dat men behaalt. In vergelijking met de kolfstok op de gevelsteen heeft de hedendaagse kolfstok een rondere kolf. De kolfbal maakte – en maakt – men het liefst van sajet, een mengsel van getwijnde breiwol en stopgaren, of van haar doorwerkt met koperdraad, en het geheel omwonden met zijde of leer. Tegenwoordig wordt de bal ook wel van massief gummi gemaakt. Ook de vorm van de bal is afwijkend. Was de bal vroeger rugbybalachtig van vorm, getuige de afbeelding op de gevelsteen, tegenwoordig is hij rond.

 

Er bevond zich in ieder geval een kolfbaan aan het einde van het West, “De Son” geheten, die Lambertus Rooks in 1805 verkocht aan Teunis Soutendijk. Tevens was er een baan bij een herberg buiten de stad bij de Oosterpoort, een kolfbaan en een tuin bij een ‘huis sijnde een herberg’ gelegen op het einde van de Derde Boomde Laan (Drieboomlaan), een baan bij herberg “Het Paardebit” aan het Keern, een baan in de voormalige “Heeren-Sociëteit” aan de Noorderstraat (tot aan de sloop in 1937; nu bevindt zich hier het gebouw van de vroegere Rijkstelefooncentrale), en nog een zesde baan, voorzien van een rieten dak, vanaf 1851 tot in ieder geval nog in 1889 in koffiehuis “Het Park” aan het Achterom.
Dat het kolfbalspel in de zeventiende en achttiende eeuw enorm populair was blijkt wel uit het feit, dat er in en rondom Amsterdam wel 179 banen konden worden geteld.
Het bekende gezegde ‘dit is een kolfje naar mijn hand’ is waarschijnlijk afkomstig van het kolfbalspel-jargon. Dit vermoeden wordt gestaafd door het afgebeelde prentje.