Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

Gedempte Turfhaven 34

‘De Handen zijn zeer talrijk onder de uithangtekenen’ schreven J. van Lennep en J. ter Gouw in 1868 in De Uithangtekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd en zij somden vervolgens een hele reeks voorbeelden op van handen met allerlei vormen, kleuren, betekenissen, verwijzingen naar beroepen et cetera. Daarbij was ook de hand op de hier besproken gevelsteen uit 1630.

Misschien is deze steen afkomstig van het huis “De roô hand”, dat vroeger aan de Ramen stond. Opmerkelijk is dat er in die tijd op het Baatland een brouwerij was die in feite dezelfde naam droeg, namelijk “De Roode Hant”. Het is mogelijk dat de eigenaar van deze brouwerij aan de Ramen zijn huis had. Een bewijs hiervoor is echter niet gevonden.

 


Ramen 35, “De Plemp”

Zie voor dit alles ook Bijlage 3. Op de steen ziet men een hand, die wijst in de richting van een zware wolk met daarachter duidelijk een schijnende zon. Sommigen menen hier een uitbeelding van “het alziend oog” in te zien. Dat is niet aannemelijk, want er is geen oog te bekennen. De betekenis van de hand als een zogenaamde “ververshand” is wegens de houding van de hand evenmin waarschijnlijk. Een ververshand wordt namelijk meestal in vlakke houding met de palm naar voren weergegeven. Ook de huidige kleur suggereert geen ververshand, daar de hand op grond van de naam dan veel eerder een rode kleur zou moeten hebben. Het ligt veel meer voor de hand dat de steen verwijst naar serieuzere zaken: naar de schuilkerken die zich vooral in de zeventiende eeuw in deze buurt bevonden. Op de plaats van het pand Ramen 35, waarmee de Gedempte Turfhaven 34 in verbinding staat, stond in de zeventiende en achttiende eeuw een pand genaamd “De Plemp”. In het boekje van dominee Uiterdijk over de doopsgezinde gemeenten staat dat op deze plaats de doopsgezinde kerk genaamd “De Plemp” heeft gestaan.
Zie verder Bijlage 5.

 

Bijlage 5

In het blok tussen de Ramen en de Gouw waren ooit drie steegjes. Eén ervan, het Arminiaanse Glop, liep met een aantal zijstegen naar de Ramen door tot aan de huidige Tempelsteeg naast de Lutherse kerk. De naam van het glop zegt al genoeg als wij bedenken dat de remonstranten aanvankelijk Arminianen werden genoemd. Zij waren de volgelingen van de Leidse hoogleraar Jacobus Arminius, die in de zeventiende eeuw een “rekkelijkere” stroming in het protestantisme voorstond. Een andere stroming stond onder aanvoering van Franciscus Gomarus en propageerde een orthodoxere calvinistische leer. Op de Dordtse Synode van 1618-1619 werd de meer vrijzinnige richting van Arminius afgezworen, mede dankzij de (politieke) keuze van prins Maurits. De godsdienstige richting van Gomarus werd zo de enige die door de staat werd erkend; alle andere godsdienstige richtingen werden verboden. Na enige tijd werd het andersdenkenden toch oogluikend toegestaan godsdienstige samenkomsten te houden, maar dan wel in achteraf gelegen gebouwtjes als schuren en dergelijke, die schuilkerken werden genoemd. In Hoorn hadden de remonstranten in 1626 een schuilkerk achter de mouterij, die op haar beurt achter het huis “De roô hand” aan de oostelijke zijde van de Ramen stond (dus in het gebied achter de gevel waar de steen zich in bevindt). In 1627 werd het pand ingericht als predikhuis. Op de kaart van Tirion uit 1743 staat voor het eerst op ongeveer deze plaats inderdaad een remonstrantse kerk aangegeven. De inrichting tot predikhuis was voor de stadsbestuurders blijkbaar te veel van het goede, want de schout maakte er spoedig korte metten mee door het meubilair te laten afbreken en de kerk te sluiten. Daar prins Frederik Hendrik zich ten aanzien van afwijkende geloofsrichtingen minder star opstelde dan zijn halfbroer en voorganger prins Maurits konden de remonstranten hun kerk na enige tijd weer in gebruik nemen. Hun in 1619 verbannen eerste predikant dominee Dominicus Sapma kon in 1631 het predikhuis weer inwijden, maar nog steeds als schuilkerk.

Waarschijnlijk is deze remonstrantse schuilkerk in 1815 geveild, nadat de remonstranten in dat jaar een nieuwe gebedsruimte hadden ingericht in het Foreestenhuis aan het Grote Oost. Het bovenstaande doet vermoeden dat de steen een godsdienstige betekenis heeft. De zon staat voor het troostende en bemoedigende goddelijke Licht of Licht van Christus, dat door de afschermende wolk niet altijd zichtbaar of te ervaren is, maar toch aanwezig. De gelovige wordt door de hand op dat licht gewezen om hem zo te steunen bij het volharden in zijn geloof in tijden van tegenspoed. Het was een tijd waarin de overheid het vrijelijk beleven van geloof en godsdienst nog niet als een recht beschouwde.