Als de graaf van Charolais zijn werkzaamheden in deze gewesten aanvangt, kan men van de bloeiperiode
van Hoorn gaan spreken. Al is uiteraard de overgang van groei tot bloei niet precies aan te wijzen, de
meening van Daenell, 1 dat Holland's handel na den Hansischen oorlog nog ongeveer 20
jaren noodig had om tot vollen wasdom te stijgen en het herhaald verwijzen door de ondervraagden in de
Enqueste van 1494 naar den gulden tijd van hertog Karel geven voldoende motieven om het hoofdstuk van
Hoorn's bloei met ± 1460 aan te vangen.
Een van de eerste maatregelen van den 28-jarigen prins was de rust in Hoorn te herstellen. De buiten
de stad gebannen onruststokers hadden Blokker tot verblijfplaats gekozen, vanwaar uit zij door
scheldpartijen voor de muren der stad en het molesteeren van burgers, die buiten de wallen hun werk
hadden, hun heilloos pogen voortzetten. De graaf van Charolais gaf nu de Hoornsche magistraat het recht
de uitgebannen personen te beschouwen als buiten het Oosterbaljuwschap van West-Friesland te zijn
gebannen. 2
In 1464 deed de graaf zijn intocht binnen Hoorn, waar hij op echt vorstelijke wijze werd ontvangen.
Velius 3 geeft een gedetailleerde beschrijving van de ontvangst, die het stadsbestuur
hem bereidde; in de rekeningen van de stad worden nog tal van posten gevonden, die er betrekking op
hebben. De twee ossen, die de magistraat cadeau wilde geven, werden niet geaccepteerd; wel de waarde
er van in geld, plus nog een cadeau van vier guldens. 4
In deze jaren (± 1463) ontstond er een conflict tusschen …