Eeuwenlang poogden de opeenvolgende graven van Holland zich van het Westfriesche kwartier meester
te maken, doch steeds weer waren de onafhankelijkheidszucht der bewoners en de waterrijkheid van hun
land oorzaak, dat die pogingen faalden. Na de doorbraak van de Zuiderzee slaagde Floris V er in zich
in 1289 als heer van West-Friesland te doen erkennen. 1 Van een eigenlijke onderwerping
was geen sprake. Er werd een verdrag gesloten, waarbij de graaf als heer gehuldigd werd, maar de andere
rechten der West-Friezen verzekerd bleven.
Het was een volk van visschers en boeren, 2 deze West-Friezen, kleine, onafhankelijke
grondbezitters, die vrijheid en gelijkheid als 't hoogste erkenden. Rangen en standen waren er niet,
een leenadel en zelfs een erfelijke stand van welgeborenen ontbrak en evenzoo een sociaal-machtige
geestelijkheid. Invloedrijke steden oefenden evenmin een drukkend overwicht op het platteland uit.
Medemblik was in 1289 de eenig bestaande stad. 3
Graaf Floris mocht volgens het verdrag dijken en wegen aanleggen en schout en schepenen benoemen en
van dat recht maakten hij en zijn opvolgers een ruim gebruik.
De gunstige gevolgen van den nieuwen staatkundigen toestand lieten zich weldra gevoelen. Nu de
„dijken deur 't luttel opsichts, …