Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

J. C. Kerkmeijer, De Gouden Ereburger van Hoorn

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 2e jaargang no. 11, november 1947, pagina 322-326.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: C. J. Stins

De heer Kerkmeijer werd de 9e December 1875 te Middelburg geboren. Hij doorliep de Rijks Normaalschool voor tekenonderwijzers en was leerling van Prof. C. L. Dake te Amsterdam. In 1897 werd hij leraar aan de Hogere Burgerschool te Hoorn, als opvolger van de heer H. Vorderman. Zeer velen zouden in Hoorn van de heer Kerkmeijer onderricht in het tekenen ontvangen. Dat dit er inderdaad ontelbaar velen zijn geweest, bemerkt men het best, wanneer men met hem in gesprek komt over de een of ander. Wanneer niemand deze kent, komt hij plotseling uit de hoek: "Ja, die ken ik, dat 's nog een oud-leerling van me. Ik heb altijd wel gezegd, dat we die op dit terrein nog wel eens zouden ontmoeten, die voelt er wel voor, geloof ik." Dan volgt een fikse ruk aan zijn bijna onafscheidelijke pijp, hij kijkt over zijn lorgnet de aanwezigen eens aan en 's mans doopceel is gelicht, we weten wie we voor ons hebben.

J.C. Kerkmeijer
J. C. Kerkmeijer
(portret, getekend door G. Dekker)

Zijn entrée in Hoorn is volgens zijn zeggen een zeer bijzondere geweest. De eerste keer dat hij in Hoorn kwam, reed hij met een vriend op een racefiets. "En een weer, de modderspatten zaten ons in de nek. Ja, het was wel een beetje gek in die tijd, maar ze zeggen wel eens meer, dat die schilders rare kerels zijn; ze zijn niet practisch, ze hebben geen kijk op economische dingen en zo. Daarom hebben ze hier in Hoorn indertijd de Hogebrug ook anders gemaakt. Die was zo hoog en onpractisch. Nou ligt er een ijzeren, die veel geld gekost heeft. Nou, dat kan je wel zien, want het is verd... lelijk geworden. En dan krijg je nog ruzie als je tegen zulke plannen in gaat ook, want je bent natuurlijk niet practisch en economisch".
Deze laatste zinsnede mogen wij dan wat hem betreft wel met enige ponden zout nemen. Er is op het ogenblik in Hoorn waarschijnlijk geen mens, die zoveel in het belang van de stad heeft gedaan. Reeds spoedig was hij directeur van het tekengenootschap Debutade, waaraan hij jarenlang zijn beste krachten heeft gegeven.

In de tijd toen de heer Kerkmeijer "op zijn racefiets" in Hoorn kwam, (een joyeuse entrée, die wij ons van onze ereburger, zoals wij hem kennen met de wandelstok met zilveren knop, waarmee hij zo vervaarlijk kan zwaaien, niet kunnen voorstellen,) heerste er weinig waardering voor het oude stedenschoon. Integendeel! Men sloopte er lustig op los en veel schoons werd vervangen door karakterloze bouwsels. Tegen de toen heersende stroming in begon hij te ageren voor het behoud van het historische stedenschoon van Hoorn. In woord en geschrift begon hij er voor te ijveren en is op dit gebied de pionier geweest in Hoorn en omgeving. Hij kreeg medestanders, er kwam meer begrip voor en in 1917 kon de Vereniging Oud Hoorn worden opgericht. Van deze vereniging werd hij de voorzitter en is er tot op de huidige dag de ziel van. Een vergadering van deze vereniging zonder hem als voorzitter, is bijna niet in te denken. Op zwierige en originele wijze worden de vergaderingen door hem geleid. Iedere vergadering vertelt hij dat hij er "nou mee ophoudt". Steevast komt: "Ik heb er genoeg van, dat voel je wel. Als deze restauratie af is, schei ik er uit." Maar iedere keer weer is er toch iets dat hij dan nog wel wil doen. Wanneer hij op zo'n vergadering goed in actie komt, wordt de pijp, soms half uitgerookt, in de asbak uitgeklopt en gedurende een kwartier is het of er een krater van de Vesuvius in werking is, gezien de rookzuil die eruit opstijgt. Meteen wordt er dan een nieuwe gestopt en aangestoken en geruime tijd zit hij al pratend te blazen en as weg te vegen.

Ook de V.V.V. heeft hij steeds een warm hart toegedragen. Jarenlang is hij bestuurslid geweest, heeft voor haar een keurige gids van Hoorn geschreven en tevens gezorgd, dat de vreemdeling attent wordt gemaakt op de prachtige stadsbeelden en monumenten die Hoorn bezit. Nog dit jaar was er weer een gidsencursus onder zijn leiding. Onder die gidsen bevonden zich ook, hoe kon het anders, oudleerlingen van hem, mensen dus waarvan hij altijd al gezegd had, dat ze er voorvoelden. Aan gedegenheid liet het onderricht intussen niets te wensen over. Velen van hen zien nu hun eigen stad met andere ogen. Onafgebroken was zijn streven er op gericht hun de bouwstijlen te leren herkennen. Een waardig besluit van deze cursus was een aantal excursies door Hoorn. Dan is hij weer de leraar, die met zijn leerlingen op pad is. Bij het eerste het beste poortje of gebouw krijgt er een "een beurt" en moet vertellen in welke stijl het is gebouwd. Steevast komt dan het antwoord van de "leerling": "Ik denk ..." Maar meteen volgt zijn interruptie: "Je moet niet denken, je moet weten. Als die lui met een gids staan, die aldoor zegt, "ik denk dit, ik denk dat", dan zeggen ze: "die weet er ook al niks van." Dan komt het antwoord: "Het is renaissance". "Zie je wel, dat je 't wel weet, je moet wat durven". Op deze wijze kweekt hij een aantal bekwame gidsen, die de vreemdeling in alle opzichten van dienst kunnen zijn.
De 1e October van dit jaar was de heer Kerkmeijer 50 jaar in Hoorn. Onschatbaar veel heeft hij in deze halve eeuw in het belang van de stad Hoorn en West-Friesland gedaan. Het is voor een ieder een eer en genot met hem samen te mogen werken. Rond komt hij steeds voor zijn mening uit en wanneer nodig spaart hij zijn critiek niet. Een ieder die zijn schennende hand naar een van onze monumenten uitstrekt, vindt hem vierkant tegenover zich en ontmoet in hem een fel strijder, die gelukkig thans vele medestanders heeft.

Bij zijn 40-jarig inwonerschap in Hoorn is hij door het gemeentebestuur, verenigingen en vrienden gehuldigd. De stad gaf hem de hoogste onderscheiding, die zij geven kan: het ereburgerschap van Hoorn. Ook dit jaar, nu hij 50 jaar in Hoorn is, liet het gemeentebestuur dit niet onopgemerkt voorbijgaan en betuigde hem openlijk hulde en dank voor het vele en belangrijke werk dat hij geheel belangeloos verrichtte.

Moge ik dit artikel, dat geenszins op volledigheid kan bogen, besluiten met de wens, dat hij nog vele jaren voor ons gewest en de stad Hoorn in het bijzonder gespaard moge blijven en dat deze markante figuur ons een lichtend voorbeeld zij bij ons werk voor het behoud van de schoonheid van ons gewest.

C. J. STINS

 

Gelukwens van het Gemeentebestuur op 1 October aan de jubilaris gericht:

Hooggeachte Heer Kerkmeijer,

Het is heden 10 jaren geleden, dat uw veertigjarig inwonerschap van Hoorn door gemeente en gemeentenaren met luister werd gevierd en dat u van alle kanten dank en hulde werd gebracht voor hetgeen u in die veertig jaren met nimmer falende toewijding en volharding belangeloos voor onze stad had gedaan.
Nu heden de veertig jaren er vijftig geworden zijn, herdenken wij met voldoening het luisterrijke feest van 1 October 1937 en verheugen wij ons opnieuw over de schone en veelzijdige hulde, die u toen zo welverdiend ten deel is gevallen: uw opneming door H.M. de Koningin in de Orde van Oranje-Nassau, het u verleende Ereburgerschap onzer stad - de allerhoogste eer, die zij vermag te bewijzen -, de aanbrenging van een gedenkplaat te uwer ere in het Westfries Museum, waarvoor u zo oneindig veel hebt gedaan en de schenking aan het Museum van uw schone schilderij "In morte vita".
Wij brengen u heden de hernieuwde dank der gemeente voor het vele, dat zij u verschuldigd is. Van harte doet het ons leed dat Mevrouw uw echtgenote, die u bij uwe arbeid voor Hoorn zo trouwen vol toewijding heeft bijgestaan, u verleden jaar is ontvallen. Haar herdenken wij met sympathie en erkentelijkheid.
Wij besluiten met onze beste wensen voor uw welzijn.

De Secretaris, H. J. ROOM
Burgemeester en Wethouders van Hoorn, LEEMHORST