Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De Latijnse school in Hoorn (11/13)

Prijzen en promotie

Na ieder examen werden aan de beste leerlingen - op gezag van de curatoren - prijzen uitgereikt.86) Voor iedere klas waren drie prijzen beschikbaar, maar niet altijd waren er drie goede leerlingen (soms niet eens drie leerlingen) in een klas, zodat soms niet alle prijzen konden worden uitgereikt. 'Discipulorum ob paucitatem' (wegens het geringe aantal leerlingen), zoals het in het register, waarin van de 'prijswinnaars' nauwkeurig aantekening werd gehouden, dan heet. In de 18de eeuw waren het bijna steeds werken van bekende Latijnse auteurs uit de oudheid, zoals Plautus, Horatius, Vergilius, Cicero, Terentius, Sallustius, Nepos, Ovidius, Suetonius, Caesar, Juvenalis, Martialis. Een enkele keer van Erasmus (Colloquia) Grotius (De jure belli ac pacis) of Tertullianus.87) Ook wel werden de 'knappe leerlingen' bedacht met een Griekse of Hebreeuwse Bijbel of een werk (natuurlijk in het Latijn geschreven) over de Oudheid, op het gebied van geschiedenis, geografie of godsdienst. In de 19de eeuw werden in bepaalde gevallen ook boeken in de Nederlandse taal beschikbaar gesteld, zoals de Geschiedenis der boekdrukkunst (van Koning), de Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (van Siegenbeek), de Geschiedenis van Schotland (van Walter Scott), de Beknopte geschiedenis van Hoorn (van rector Abbing zelf) of De Tien jaren (van Fruin). Niet altijd koos men historische werken; Vondel (van Lulofs) en Ontdekkingsreizen in Afrika (van Livingstone) stonden ook op de lijst. Onder het rectoraat van Abbing doen ook de Grieken bij de prijsuitreiking hun intree: Hesiodus, Homerus, Aristophanes, Xenophon en Pindarus vinden we herhaaldelijk vermeld.
Bij het bepalen van wie voor de prijs in aanmerking kwam golden natuurlijk in de eerste plaats de prestaties in de oude talen. In 1825 evenwel werd als eis gesteld dat ook voor de andere vakken serieus moest zijn gewerkt.88)
In iedere klas werd bovendien aan degene die het mooiste schreef een 'penna argentea' (een zilveren pen) gegeven. In 1760 gebeurde dit voor de laatste keer.89) Curatoren besloten nl. de schrijfschool, 'ten nutte van de jeugd opgericht', voorlopig te beëindigen, 'vermids het zelve weinig of geen behoorlijk effect komt te sorteren'. Moesten de leerlingen het voortaan zonder zilveren pennen stellen, de schrijfmeester - zo werd bepaald - zou tot aan z'n overlijden zijn inkomen behouden. Wel kon schoonschrift voortaan met een boekenprijs worden beloond.
De prijzen werden de leerlingen overhandigd tijdens de promotie, direct na het examen, sinds 1820 alleen na het zomer-examen.90) Zolang er ieder jaar twee examens werden afgenomen waren er dus ook twee promoties: tijdens de cursus een 'promotio inter pariëtes' (letterlijk: binnen de muren van de school, dus in besloten kring) en - op het eind van het cursusjaar een 'promotio publico' (in het openbaar). Deze werd gehouden ('gevierd' zoals de term luidde) in de Grote Kerk. Bij die gelegenheid werd door sommige leerlingen - bij wijze van oefening en dus in het Latijn - een 'oratio' gehouden of een 'carmen' (een gedicht of een fragment eruit) gedeclameerd.

Orde en tucht

De jaarlijkse promotieplechtigheid was, krijgen we de indruk, voor leraren en leerlingen de enige doorbreking van de dagelijkse sleur van onderwijzen en leren. Van andere - buitenschoolse - activiteiten vernemen we uit de ons ter beschikking staande bronnen nauwelijks iets.91) De lessen vormden bovendien 'stevige kost', zeker vóór 1815, toen Latijn en Grieks officieel de enige vakken waren. Bedenken we daarbij dat de leerlingen op school en sinds 1758 zelfs vóór schooltijd op het terrein van de school ('intra scholasticam portam') verplicht waren Latijn te spreken92) dan kunnen we ons voorstellen dat de neiging af en toe uit de band te springen groot moet zijn geweest. Ondanks het feit dat het leerlingenaantal rond de 50 schommelde, waren er ook op de Latijnse school in Hoorn ordeproblemen. Dit blijkt o.a. uit het besluit van de vergadering van curatoren, rector en leraren in 1861, 'dat elk zijn school of collegiekamer voortaan niet zal verlaten, voordat hij door een opvolgend docent vervangen, of de leerlingen vertrokken zullen zijn, en ieder voor zich de orde daarbij zal zoeken te handhaven'. In 1865 besluiten de curatoren dat de rector een leerling 'die zich tegen zijn gezag verzet' voor zeven dagen 'de toegang tot de scholen en collegiën' mag ontzeggen. Conrector en leraren krijgen eveneens het recht leerlingen te verwijderen, hoewel 'slechts' voor drie dagen en alleen wat betreft hun eigen lessen.93) Het reglement van 1860 voorziet ook in de mogelijkheid van verwijdering voor langer tijd (waarschijnlijk door Curatoren), in het geval dat iemand 'zich door wangedrag het voorregt van het onderwijs onwaardig maakt'.Pas na één of een half jaar mocht hij weer worden toegelaten.

 

86) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Praemia.
87) De eerste grote Christelijke Latijnse schrijve
88) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Decreta.
89) Ibidem
90) Ibidem
91) Een keer wordt het opvoeren van een toneelstuk vermeld. Zie pag. 58.
92) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Decreta.
93) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2471, Decreten van Curatoren .