Door zijn opvolger, de architect J. van Reijendam werd een geheel nieuw plan ontworpen. De werken bestonden volgens de bestekomschrijving uit: het amoveren van een gedeelte van het St. Pietershof (de noordelijke en in feite oudste vleugel aan de binnenplaats dus) en het bijbouwen van 13 woningen.
Voorts het verplaatsen van het inundatie riool (1583) en het maken van een tweede binnenplaats met afsluithek aan
de Spoorstraat.
De verplaatsing van het riool hield ook in dat een deel van het oude riool moest worden opgegraven en afgebroken,
waardoor ons thans een belangrijk stuk informatie ontbreekt over het aantal oorspronkelijk hierop aangesloten geheime
gemakken.
Het Rozenhof werd gebouwd door de aannemer F. van Tetterode, blijkens een contract van 2 augustus 1900. Het bouwwerk
moest op 1 december daarna glas- en waterdicht zijn en op 1 april 1901 voor de eerste maal worden opgeleverd. Van de
in 1880 al eens verbouwde soepkokerij, welke nu werd gesloopt, bleven de koperen ketels en het ijzerwerk het eigendom
van de 'Vereniging tot uitdeling van warme en voedzame spijzen'.
Eveneens in dit jaar werd de in slechte staat verkerende gevel uit 1617 aan de Spoorstraat geheel vernieuwd. Deze
gevel, evenals die aan de Mosterdsteeg, was in de 19e eeuw al bepleisterd. De nieuwe gevel werd een erg eigentijds
bouwwerk en werd met weinig begrip voor de oude bestaande bebouwing neergezet.
In de notulen van een vergadering van de regenten van 11 mei 1909 lezen we dat door een onbekend gebleven gever twee
olie- en stropakhuizen aan de Spoorstraat aan het hof werden geschonken. Hier zijn toen drie woningen gebouwd. De kap
op de grote midden schoorsteen van de vleugel aan het Dal werd in dit jaar gesloopt; de windwijzer, in de vorm van een
schip bevindt zich nu in het museum.
In 1922 wordt de gang boven de voormalige venduzaal doorverbonden met de gang van de oostelijke vleugel. Tevens worden
op de droogzolder boven de regentenkamer twee woningen ingebouwd. De gevel aan de binnenplaats onderging hierdoor een
wijziging, door het verplaatsen en bijmaken van enkele ramen. In de jaren 1925, 1929 en 1932 werd door de vereniging
'Oud Hoorn' aan het Sint Pietershof een aantal verbeteringen aangebracht.
Sinds november 1923 was het gemeentebestuur in onderhandeling met het Departement van Oorlog om de gebouwen van de
rijks- en militaire gevangenis, het Vierkant, in bezit te krijgen voor uitbreiding van het Sint Pietershof. Het in
Hoorn gevestigde garnizoen was overgeplaatst naar Amersfoort. Het gemeentebestuur stelde aan de raad voor om een ruil
aan te gaan met het Rijk: de gebouwen van het huis van arrest met de cipierswoning te ruilen voor een dubbele woning
Onder de Boompjes, hoek Pakhuissteeg, welke woningen dan op kosten van de gemeente dienen te worden verbouwd. Voorts
om aan het college van regenten van het hof, wanneer de ruil doorgaat, het gebouwencomplex om niet over te dragen,
onder voorwaarde dat door de regenten de kosten worden gedragen van de vernieuwingen en verbeteringen, welke nodig
zijn om de beide woningen geschikt te maken voor het doel dat het Rijk ermee beoogt. Tevens om aan de regenten een
lening te verstrekken, tegen 3% en voor 40 jaar, om bovengenoemde kosten te dekken. Toen dit alles rond was, werd op
28 januari 1926 in café 'de Witte Engel', de aanbesteding gehouden voor: het verbouwen van het huis van Arrest en de
cipierswoning, alsmede het wijzigen van de aansluitende delen van het Pietershof. Met dit laatste wordt de wijziging
van de zg. koophuisjes bedoeld.
Langs de binnenplaats in het Vierkant werden, na de sloop van de cellen, gangen gemaakt, terwijl langs de westvleugel
een gang werd bijgebouwd. De overige ruimte werd benut voor het inrichten van: beneden zeven woningen, alsmede het
vergroten van de acht koophuisjes en op de verdieping tien woningen. De voormalige woning van de bewaarder werd mede
in de verbouwing betrokken.