Algemeen
In de vormgeving van een bouwwerk met een dergelijke funktie ziet men vaak een streven naar een vormgeving,
die statie en gezag moet uitstralen. Dat is hierbij zeker gelukt: door toepassing van een hoge, smal
oprijzende “op vlucht” gebouwde natuurstenen (luxe!) voorgevel, alsmede voorzien van een
rijke ornamentiek. Het gebouw toont een van de schaarse voorbeelden in het land van een Hollandse
renaissancegevel (Maniërisme) van een nog in hoofdopzet gotisch gebouw, smal, hoog en stijl (zadel-)
dak, in de overgang naar de Hollands classicistische (“Hollandse barok”) stijl. De hier
toegepaste getrapte of gestapelde zuilenorde, verwerkt in de pilasters langs de geledingen als voorloper
van het principe van de doorgaande pilaster over alle geledingen, de z.g. grote, colossale orde, is hier
onmiskenbaar. Dit principe is overgenomen van de Italiaanse renaissance bouwmeester Palladio, wiens
architectuurvormgeving ook wel de Palladiaanse stijl genoemd wordt. De reeds barokke vormen van de
leeuwfiguren op de geveltreden wijzen eveneens op de overgang naar het Hollands classicisme. De overige
ornamentiek is nog steeds door de Hollandse renaissance (Maniërisme) gekenmerkt.
Eerste geleding
De gevel is horizontaal opgedeeld in vijf geledingen als men ook het gevelgedeelte met de hoge voetstukken
(piedestals), met daartussen de keldertoegangen, als geleding beschouwt. De geledingen tellen drie
traveeën, behalve de topgeleding, die uit een travee bestaat.
Tweede geleding
Op de voetstukken staan de vier pilasters van de tweede geleding, afgedekt met een toscaans kapiteel,
waarop architraaf, gebombeerd fries met vier fantasie-trigliefen en kroonlijst (hoofdgestel) rusten.
De traveeën zijn geheel gevuld met kruisvensters met luiken voor de onderlichten. De binnenzijde
van alle luiken (van de gevel) zijn in de kleuren geel en blauw geverfd, de kleuren van het Westfriese
wapen. De bovenzijde van de kruisvensters vormt een segmentboog, waarvan de trommel (boogveld) ingenomen
wordt door een schelpmotief.
Derde geleding
De pilasters van de derde geleding eindigen in een Dorisch kapiteel met eveneens een hoofdgestel. Het
fries daarvan bevat trigliefen met slechts twee uithollingen (cannelures) in plaats van drie. De buitenste
traveeën bestaan uit kruisvensters met gedrukte segmentbogen, van welke de velden een sater
(duivels-) kopje tonen. De middentravee bevat het wapen van West-Friesland. Op de uiteinden van het
hoofdgestel, de eerste trede, bevindt zich een leeuwenfiguur als wapenhouder van een der wapens van de
zeven steden van het bestuursgebied.
Vierde geleding
De vierde geleding eindigt in een ionisch enigszins gebombeerd hoofdgestel. Het kruisvenster van de
middentravee is afgedekt met een gedrukte of tudorachtige segmentboog. De trommel ervan toont eveneens
een satermasker. De iets ingekorte buitentraveeën vormen elk een nis, waarvan de buitenzijde
geflankeerd wordt door een vleugelstuk bestaande uit een gestileerde ionische krul. Op elk der uiteinden
van het fries is ruimte, de tweede trede, eveneens voor een leeuw als wapenhouder.
Vijfde geleding/Top
De top van de trap als vijfde geleding in een edicula-vorm, draagt een Korinthisch hoofdgestel met
daarop een gebroken fronton, waarin wederom een leeuw als wapenhouder is geplaatst. Ook ter weerszijde
van het fronton bevindt zich een leeuw als wapenhouder. Het vlak tussen de pilasters bevat het wapenschild
van prins Frederik Hendrik, stadhouder van 1625 - 1647.