Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Rombout Hogerbeets (1561-1625)

Personalia

Portret Rombout Hogerbeets (1561-1625)
Rombout Hogerbeets

Geboren: 24 juni 1561 in Hoorn.
Overleden: 7 september 1625 in het huis Ter Weer bij Wassenaar.

Zoon van: Dirck Heydrichsz Hogerbeets, arts en burgemeester van Hoorn, en Machteld van Steynemolen.

Getrouwd: maart 1591 in Leiden met: Hillegonda van Wentzen, geboren op 19 oktober 1557 in Dordrecht, overleden op 19 oktober 1620 in slot Loevestein, dochter van Mr. Adriaan Wentzen, raad in de Hoge Raad, en Josina van Egmond van Nyenburg. Uit het huwelijk een zoon en vijf dochters.

Studie: rechten in Leiden (1578 - 1584).

Beroepen:
- advocaat in Leiden, 1584 - 1590.
- raadspensionaris van Leiden, 1590 - 1596, 1617 - 1618.
- ordinaris (rechterlijk magistraat) van de Hoge Raad in Den Haag, 1596 - 1617.

Functie:
- secretaris van het college van curatoren van de universiteit in Leiden, 1590 - vermoedelijk 1596.

Levensloop

Jeugd

De familie Hogerbeets was aan het begin van de 16 de eeuw vanuit Beets, waar zij aan de oostzijde van de kerk een hofstede bewoonde, naar Hoorn getrokken om hier een nieuw bestaan op te bouwen. Met veel succes, want zowel de grootvader van Rombout, Heyndrick Dircksz. Hogerbeets, als zijn vader Dirck Heyndricks vervulden in Hoorn verscheidene malen het ambt van burgemeester. Zijn vader was doctor in de medicijnen, een geleerd man, die als regent in hoog aanzien stond. Petrus Hogerbeets (1542-1599), de neef van Rombout Hogerbeets, was een vermaard geneesheer in Hoorn, die in 1599 gedurende de pestepidemie met enorme toewijding hulp verleende aan de slachtoffers, waardoor hij ook zelf besmet raakte en stierf. Dirck Heyndricksz Hogerbeets vluchtte in 1568 met zijn gezin voor de naderende Spaanse troepen van Alva en vestigde zich, zoals zoveel Hollandse protestanten, in Wezel. Daar kreeg de jonge Rombout lager onderwijs. Als de stad Hoorn zich in 1572 voor de prins verklaarde, keerde het gezin terug. De in beslag genomen goederen kreeg Dirck Heyndricksz Hogerbeets terug en in 1582 werd hij tot burgemeester gekozen. Rombout keerde pas terug toen hij in 1577 de Latijnse School afrondde. Hij vestigde zich in 1578 in Leiden om aan de nieuwe universiteit rechten te studeren. Rombout bleek zeer getalenteerd te zijn, na zes jaar promoveerde hij bij de fameuze, uit Frankrijk gevluchte Hugo Donellus (Hugues Doneau) op een studie over eigendomsrecht.

Loopbaan

Rombout Hogerbeets vestigde zich als advocaat in Leiden en werd in 1590 benoemd tot raadspensionaris van Leiden, de belangrijkste ambtelijke functie van de stad, en tot secretaris van het college van curatoren van de universiteit van Leiden. In 1596 werd hij benoemd tot ordinaris (rechterlijk magistraat) van de Hoge Raad en vertrok hij naar Den Haag. Rombout Hogerbeets was inmiddels een zeer gezien man, die geroemd werd om zijn wijsheid en eerlijkheid. Hij was in staat zich goed te verplaatsen in de situatie van mensen met verschillende belangen en posities, waardoor hij als bemiddelaar werd gevraagd in tal van conflicten. In 1608 kreeg hij het verzoek van raadspensionaris van de Staten Generaal Johan van Oldenbarnevelt om het stadsbestuur van Amsterdam over te halen zich aan te sluiten bij de voorstanders van het bestand met Spanje. Mede dankzij de diplomatieke vaardigheden van Hogerbeets kon Van Oldenbarnevelt rekenen op een meerderheid in de Staten van Holland ten gunste van dit moeizaam tot stand gekomen bestand met Spanje. Een jaar later trad Hogerbeets op als gemachtigde van Prins Maurits om in Alkmaar een oplossing te vinden voor de oplaaiende godsdienstige conflicten tussen arminianen en gomaristen. Hij slaagde daarin door de instelling van een nieuw vroedschap, die ervoor zorgde dat de rust in de stad terugkeerde. Samen met admiraal Jacob van Duvenvoorde en de burgemeester van Amsterdam Dirk Bas bemiddelde Hogerbeets in opdracht van de Staten van Holland tussen de oorlogvoerende landen Zweden en Denemarken. De Kalmaroorlog (1611-1613) bemoeilijkte de vrije doorvaart door de Sont, waardoor de handelsbelangen van de Republiek ernstige schade opliepen. De vorsten van beide landen ontvingen de delegatie met alle egards, zij kregen veel lof voor hun poging vrede tot stand te brengen, maar direct resultaat heeft hun missie niet opgeleverd. Twee jaar later werd de vrede getekend mede door de groeiende internationale druk. Hogerbeets verwierf steeds meer prestige in de Republiek. Hoewel hij in Den Haag woonde, besloot het stadsbestuur van Hoorn uit trots bij akte d.d. 6 maart 1613 met daarop hun stadszegel, hem en zijn kinderen hoog te achten en hen te beschouwen als burgers van hun stad, en hen te allen tijde dezelfde rechten te laten genieten als alle burgers van deze stad. 1) Hij had echter ook oog voor zijn eigen belang. In 1607 nam hij als hoofdingeland deel aan de inpoldering van de Beemster, een van de meest prestigieuze initiatieven in de Gouden Eeuw, die getuigden van de ondernemingsgeest van die tijd. Van een onderscheid tussen het openbaar bestuur en het nastreven van particuliere belangen was nog nauwelijks sprake. Stadsbestuurders traden veelal op als ondernemer. De toch als rechtschapen bekend staande Rombout Hogerbeets had er geen enkele moeite mee om zich als ordinaris van de Hoge Raad in te zetten om een snelle besluitvorming rond het verkrijgen van het octrooirecht voor de drooglegging van de Beemster mede mogelijk te maken en dit te combineren met een succesvolle belegging tegen zeer gunstige voorwaarden in dit project.

Conflict met prins Maurits

De theologische geschillen die tijdens het Twaalfjarig Bestand ontstonden, kregen steeds meer een politiek karakter. Hogerbeets raakte in 1617 betrokken bij een conflict over de bevoegdheden van de Hoge Raad inzake de rechtspleging van inwoners van de steden. Hij was voorstander van gewestelijke soevereiniteit en in overeenstemming met de richtlijnen van de Staten van Holland van mening dat het stadsbestuur verantwoordelijkheid droeg voor de rechtspraak. Zijn positie in de Hoge Raad werd onhoudbaar, aangezien een meerderheid van de leden zich niet stoorde aan zijn formele opdracht. In 1617 keerde Hogerbeets terug als pensionaris van Leiden en nam een jaar later namens de Staten van Holland deel aan de afvaardiging naar Utrecht om deze stad te ondersteunen bij het bezoek van Maurits. Hij werd door Maurits meer en meer gezien als een belangrijke aanhanger Van Oldenbarnevelt en dat was de reden dat hij bij een bezoek aan Den Haag werd gearresteerd. Het leek erop dat Hogerbeets werd meegesleept in het conflict. Hij koesterde gematigde opvattingen en was meer diplomaat dan politicus. Hogerbeets werd opgesloten in een ruimte zonder voldoende licht en ventilatie, waaronder zijn gezondheid zeer te lijden had. Van een onpartijdige rechtsgang was geen sprake. De inderhaast ingestelde rechtbank had wettelijk geen bevoegdheden, aangezien de rechtspraak van een burger van de Republiek tot de privileges van de stad behoorde. Het verzoek van de afgevaardigden van Leiden om Hogerbeets in Leiden te berechten werd niet ontvankelijk verklaard. Alles was de rechtbank eraan gelegen om de gevangenen schuldig te verklaren. Nadat Van Oldenbarnevelt was terechtgesteld, poogden de rechters Hogerbeets over te halen om vergiffenis te vragen. Hogerbeets, overtuigd van de onrechtmatigheid van het proces, weigerde dat. Het vonnis, dat op 18 mei 1619 werd uitgesproken, luidde: Levenslange gevangenschap en verbeurdverklaring van zijn goederen. Woedend riep hij zijn rechters toe, dat zijn verklaringen waren vervalst. Als men hem het zwijgen probeerde op te leggen, sloeg hij op zijn borst en sprak hij met de woorden van Horatius: 'Dit zij een kop'ren muur, zich niets bewust te wezen; en door geen misdaad te verbleeken of te vreezen.' Hugo de Groot, die in die tijd de functie van raadspensionaris van Rotterdam vervulde, onderging hetzelfde lot.

Gravure Slot Loevestein en Hogerbeets
Gravure Slot Loevestein met portretten: links Rombout Hogerbeets en rechts Hugo de Groot

Gevangenschap

In de avond van 6 juni 1619 kwamen de gevangenen aan op het sombere slot Loevestein, dat kort daarvoor als staatsgevangenis was ingericht. Hogerbeets werd voor altijd gescheiden van Hugo de Groot en vastgezet in een vochtige ruimte op de derde verdieping, waar het zonlicht slechts toegang kreeg door drie kleine, zwaar getraliede vensters. Hij bracht zijn tijd door met het lezen van theologische en rechtskundige boeken en het schrijven van brieven naar zijn familie en vrienden in Hoorn. Vooral in de brieven aan zijn zuster Luitgaert toonde hij zijn gevoelens en schreef hij over zijn eenzaamheid en de troost die hij putte uit zijn standvastige godsgeloof. Luitgaert was met hart en ziel de zaak van de remonstranten toegedaan. Toen na 1618 de remonstrantse predikanten werden vervolgd, vonden zij bij haar een veilige schuilplaats. De behandeling van Hogerbeets door de bewaarders was wreed. Al snel werd de bevelvoerend officier, die te voorkomend handelde, vervangen door de hardvochtige Jacob Prouninck van Deventer, die de vrouw en kinderen van Hogerbeets direct na zijn aantreden verbood op Loevestein te blijven op straffe van gevangenschap. Door machtsmisbruik en slechte verzorging maakte hij de gevangenschap van Hogerbeets tot een ware kwelling. Hildegonda Wentzen werd opgesloten bij haar echtgenoot en de kinderen vertrokken naar Hoorn. In juni 1620 werd Hildegonda ziek. Na langdurig lijden, opgesloten in de kamer van Hogerbeets, stierf zij op haar verjaardag, 19 oktober 1620. Prouninck gaf geen toestemming voor de begrafenis voordat de Staten een besluit hierover hadden genomen. Hogerbeets wachtte drie dagen en nachten met haar lijk in zijn afgesloten kamer. Uiteindelijk werd Hildegonda begraven in het graf van de familie Wentzen in Dordrecht. Rombout Hogerbeets schreef aan zijn zuster Luitgaert: 'Daar is niets dat mij zwaarder viel in mijne gevangenis, dan de ziekte mijner lieve vrouw, en dat ik, siende dat ze al te met gaarne rusten zou, zien en horen moest dat de soldaten, uit kwaadwilligheid, haar alle leed en onrecht poogden aan te doen, met komen en zingen en rammelen met de keten voor de deur, en alle andere dergelijke onaardigheid, die zij bedenken konden. Dit ging mij aan 't hart, maar dat is thans over; zij is nu in de rust daar haar niemand onrust kan doen'. 2)

Slot Loevestein
Slot Loevestein in 2016

Hogerbeets werd ziek. Zijn kinderen, bang dat hun vader in gevangenschap zou sterven, verzochten de Staten Generaal om de vrijlating van hun vader en hem vergunning te geven om ergens in een stad of dorp zijn laatste jaren te slijten, dit op voorwaarde dat hij zich rustig zou gedragen. De Staten wezen het verzoek af. Na de spectaculaire ontsnapping van Hugo de Groot uit Loevestein in een boekenkist kreeg Hogerbeets opnieuw enige hoop op vrijlating. Hugo de Groot vergat zijn vriend Hogerbeets niet in zijn ballingsoord Parijs. Hij schreef hem brieven en pleitte bij de Staten Generaal om vrijlating. De Staten Generaal weigerde ook een tweede keer Hogerbeets vrij te laten, een teleurstelling die hij moedig verwerkte. Zijn geloof gaf hem daartoe de nodige kracht, zo schreef hij zijn neef Simon Adriaensz: 'de Heere hoop ik zal my met zijne genade voorts by staen, opdat ik door de langdurigheidt des tijdts, wezende nu in 't vijfde Jaer, niet en beswijke ofte moedeloos werde; maer dat ik van Hem met genade onderstut wezende, ten uit einde mijns levens toe in 't goede magh volharden...' Ook zijn vrienden en familieleden vergaten Hogerbeets niet. Zijn kinderen lieten zich vaak bij hem opsluiten. Van veel vrienden ontving hij brieven, die hem de kracht gaven om vol te houden. Hogerbeets had zowel in Hoorn als in de rest van het land veel vrienden in de remonstrantse beweging, die hem in het geheim brieven stuurden, zoals de predikant Passchier de Fijne en de verbannen remonstrantse hoogleraar Conrad Vorstius. Deze brieven gaven hem troost en kracht om zijn gevangenschap vol te houden. In zijn brieven aan zijn zuster verzocht hij haar steeds de groeten over te brengen aan zijn verwanten en vrienden in zijn geboortestad, zoals aan zijn neef Foreest en aan 'De Heere Doctor', waarmee hij zijn vriend Theodorus Velius bedoelde. In 1622 kreeg Hogerbeets bezoek van zijn nicht Anna Jans, de vrouw van Simon Adriaansz, schepen van Hoorn. Ze werd vergezeld door haar zoon Jan Beets, een opgewekte rechtenstudent die het goed kon vinden met Hogerbeets. Na een eerste bezoek kwam hij kort daarna alleen terug, bleef dan bijna een jaar en kreeg rechtskundig onderricht en zedelessen van Hogerbeets. Jan Beets bracht het contact tot stand tussen Hogerbeets en de remonstrantse predikanten Carolus Nielles en Eduard Poppius, die in de noordertoren zaten opgesloten. In het geheim stuurden ze elkaar brieven over theologische vraagstukken en spraken elkaar moed in.

Laatste jaren

Eindelijk, toen Maurits in 1625 overleed en zijn broer Frederik Hendrik hem opvolgde, ontstond er een milder politiek en godsdienstig klimaat in de Republiek. Hogerbeets mocht zijn gevangenschap voortzetten in huis Ter Weer bij Wassenaar. Daar kon hij wandelen in de tuin en zijn kinderen en vrienden mochten hem onbelemmerd bezoeken. Kort genoot hij van deze vrijheid. Slechts enkele dagen voor de zes weken verstreken waren, vond zijn vriend Passchier de Fijne hem stervende. Omringd door zijn kinderen en vrienden stierf Rombout Hogerbeets. Zijn stoffelijk overschot werd met alle eer begraven in het koor van de Grote Kerk in Den Haag.

Huis ter Weer, Wassenaar
Huis Ter Weer, bij Wassenaar

Eerbetoon van tijdgenoten

Hugo de Groot achtte Hogerbeets een voorbeeld van een volmaakte geleerde. Achterin diens beroemde Inleiding tot de Hollandsche rechtsgeleerdheid werd Hogerbeets studie ‘Korte inleiding tot de praktijk voor de Hove van Justitie in Holland' afgedrukt. In de Kroniek van Hoorn beschreef een onbekende auteur in een korte biografie Rombout Hogerbeets als 'een indrukwekkend geleerd man, welsprekend, ijverig, dapper, oprecht, vredelievend en groots in zijn oordeel, een zeer groot theoloog en rechtgeleerde, onkreukbaar, consciëntieus...' Petrus Scriverus dichtte het volgende epigram, dat hem en zijn uitgever een boete opleverde van 200 gulden:

Dit is van Hogerbeets 't gedaante als hij uit Zweden
Laatst kwam als ambassaat in Holland we'er getreden,
Dus was hij als hij sprak voor d'eere van het land; U,
Leiden ende Hoorn, uw raadsheer met verstand.
Der droeven toeverlaat, der wetten trouwen vader,
Een vroom inborstig man, recht doend aan allegader.
Met oorlof, Bataviers, geeft mij bescheid hiervan,
Waar blijft nu toch den loon van zo een treflijk man?

Bronnen
- Andel, P. van, 1972, Zes eeuwen Loevestein , Woudrichem.
- Beets, J., 1668, Dichtkonst van verscheidene stoffen, waar achter bygevoeghde brieven van Rombout Hogerbeets en anderen, Hoorn.
- Rogge, H.C., 1859, Bezoeken op Loevestein in 1624 , Dordrecht.
- Velius, Th., 1648, Kroniek van Hoorn, hertaling 2007, Publicatiestichting Bas Baltus, Bronnenreeks Hoorn, deel 1.

 

Illustraties:
- Portret: Collectie Rijksmuseum.
- Foto: A. Schaake.
- Prent Loevestein: Visscher, Claes Jansz. 1619, Collectie Frederik Muller.
- Prent Huis ter Weer, 1646/47: De kasteeltekeningen van Roelant Roghman, uitg. Canaletto, Alphen a/d Rijn.

Tekst samengesteld door A. Schaake, afgesloten 2 maart 2018.

Noten:

1. Velius Th., blz. 809
2. Velius Th., blz. 809