Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 79

In denzelfden tijd ongeveer machtigden de stadhouder en de raden van Holland hun secretaris Adam van Cleve naar Hoorn te gaan om ieder der in een bijgaand kohier genoemde poorters te gelasten hun aandeel te betalen in de boete, waartoe de stad, volgens vonnis van 9 Augustus wegens overtredingen was veroordeeld.

De stad was verdeeld in vier kwartieren, waar respectievelijk 150, 104, 205 en 124, te zamen 583 aangeslagenen woonden. De aanslag werd berekend in Rijnsche guldens, stuivers en grooten. In het eerste kwartier betaalden boven de 20 Rijnsche guldens 12, in het tweede 11, in het derde 25 en in het vierde 7 personen. Enkele aanslagen staken ver boven de andere uit en bedroegen: 65, 69, 60, 69 en 230 Rijnsche guldens. De gezamenlijke opbrengst in de kwartieren samen was:

1e 1216 R.g., 13 st., 1 gr.
2e 1016 7 1
3e 215 11 1
4e 518 5 1

dus ± 3000 Rijnsche guldens, d.i. per persoon 5 R. g.
In de verschillende kwartieren betaalden:

1-5 R.g. 5-10 R.g. 10-20 R.g. boven 12 R.g. gez.aant
1e kw. 94 27 17 12 150
2e 60 18 15 11 104
3e 140 20 20 25 205
4e 90 16 12 7 125

± ⅔ behoorden dus tot de laagste belastingklasse;
± 1/5 tot de rijken, tot hen die boven 10 R. g. betaalden.
(1 R. g. en 1 pond vl. zijn ±  gelijk) en die volgens een oud privilege mochten meekiezen voor de negen personen op Paaschavond.

Daar de regeering vnl. Hoeken zal belast hebben, volgt uit deze aanslag dat tot de Hoeksche partij nog tal van aanzienlijken behoorden.

Natuurlijk staat dit vonnis in verband met de troebelen van 1477. 1

Het was een „scherpen quaden tijd tot Hoorn”, zegt Velius. 2
De herhaalde verbanningen hadden de stad van een groot aantal nijvere en bekwame burgers beroofd, de voortdurende schatting, waaraan de burgerij was blootgesteld deed de rest verarmen; bedden en huisraad werd verkocht om den aanslag te kunnen …

1 Inv. G. A.: regest, No. 961; het stuk zelf. Inv. G. A.: No. 342, blz. 47.
2 Velius-Centen, p. 127.