Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Van Wijk

Borstelfariek "De Arend"

Toen de heer Van Wijk zijn borstelfabriekje op 16 januari 1911 liet inschrijven in het Handelsregister onder de naam De Arend was hij al vanaf 1 maart 1900 bezig met het vervaardigen van borstels in zijn fabriek aan de Nieuwendam 42.

Logo borstelfabriek De arend

Behalve de winkel aan het Breed 25, vanaf 1910 aan het Breed 34, had de firma ook nog een pakhuis in gebruik op de hoek van het Achterom en de Molsteeg. Op de zolder van dat pakhuis werden de borstels door een aantal werklieden in elkaar gezet. Het was wel vervelend dat het benodigde houtwerk helemaal uit Hoogezand in de provincie Groningen moest komen. Die houten modellen kwamen vaak te laat en dan kon er niet verder gewerkt worden.

Omdat de bedrijfsleider de heer Homan dat maar knap lastig vond, stelde zijn baas, de heer Van Wijk voor een werkplaats te bouwen achter in de tuin van de winkel aan het Breed met de ingang in de Molsteeg. Een werkplaats waar het fabriceren van de houten modellen in eigen beheer kon worden genomen. De heer Van Wijk ging met dit voorstel akkoord en zo verrees in 1938 een nieuw gebouwtje aan de Molsteeg.

Molsteeg

de fabriek in de Molsteeg
In de Molsteeg maakte dit gebouwtjedeel uit van
de borstelfabriek die "de Arend" bevoorraadde.
Het gebouwtje dat er haaks achterstaat maakte
ook deel uit van de fabriek.

De Molsteeg loopt van het Achterom naar de Westerdijk. Er werd hard gewerkt in dit nieuwe fabriekje onder leiding van de heer Homan. Wel acht à negen mensen werkten van 's ochtends tot 's avonds zes uur en in de drukke schoonmaaktijd wel tot tien uur 's avonds om alle bestellingen klaar te krijgen! Het loon was niet hoog in die vooroorlogse jaren en bovendien afhankelijk van het aantal borstels dat per dag gemaakt werd; men werkte voor stukloon. Het was ook niet bepaald een gezond beroep, want de verschillende plantenvezels die nodig waren voor het 'beharen' van de boenders, veroorzaakten nogal wat stof.

De plantenvezels kwamen veelal uit het buitenland: kokos uit Zuid-Amerika en paardenhaar helemaal uit China. Dat materiaal werd in de werkplaats opgeslagen in speciale vakken en dan bij gebruik afgesneden op een lengte van 32 cm. Vooral op zaterdag als het 'uitruien' ( het uitschudden van de losse vezels in de gemaakte borstels) plaatsvond, moesten de ramen wel open gezet worden! En het vullen van de gaten in de houten modellen met de diverse vezels maakte dat de vingers van de werklieden stuk scheurden... 's Avonds deed men daar dan maar groene zeep op, want de volgende dag moest er weer gewerkt worden.

Later gebeurde dit vullen van de borstels met vezels op halfautomatische wijze; de aankoop van een aantal machines maakte dit mogelijk. Alleen het verschuiven van het hout voor het vullen van het volgende gat gebeurde toen nog met de hand.
Na de Tweede Wereldoorlog was er niet meer zo'n behoefte aan al die soorten huishoudborstels. Het huishouden werd gemoderniseerd; de stofzuiger nam het werk over. De heer Homan ging zich steeds meer toeleggen op de fabricage voor de industrie, bijvoorbeeld de borstelgarnituur van de firma Scholten, gevestigd aan de Gouw: een spiegel in het midden met aan weerszijden een kleer- en een haarborstel. Of de tafelschuier die toen erg in de mode was.

Voorkant prijscourant 1912
Voorkant Prijscourant 1912

Prijscourant met biggetjes
Prijscourant 1912, linker binnenzijde, met "biggetjes".
Collectie Westfries Museum